Goudglanzend pronkt hij op de ontbijttafel.
‘Oh,’ en ‘Ah.’
Een mes schraapt tussen zijn oren. De grens tussen kriebel en pijn, een huivering.
Hij voelt stukjes van zichzelf verdwijnen, opeens is er een steek in zijn rug.
‘Mm,’ en ‘zalig.’
Zijn ziel wordt uitgesmeerd, nog net beseft hij dat zijn bestaan iets goeds teweegbrengt.