De monnik genoot van de zachte bries terwijl hij over het met kersenbloesem begrensde pad liep.
Toen hij op het punt kwam waar hij gewoonlijk omkeerde, bleef hij staan. Een bloem viel op zijn uitgestoken hand.
‘Drie bloemblaadjes,’ dacht de monnik. ‘Een geschenk uit de hemel.’
Hij liep verder, over het onbekende pad.