Wij schrijven 1884: bij het gloren van de ochtend weerklonk het gereutel van zomaar een laatste ademteug. Meneer pastoor prevelde: ‘ onze vader die in de hemelen zijt,’ en trok de gordijnen open. Het licht vulde de kamer en een lijkbleke, uitgemergelde man vouwde zijn handen, een glimlach speelde om zijn lippen.
‘Kijk uit schat, de weg is erg smal hier, de afgrond is ook erg diep. Niet te snel rijden.’ ‘Pffff wat ben jij een angsthaas zeg.’ Mijn vrouw schakelt terug en zucht demonstratief, rolt met haar...