Triomfantelijk houdt hij het stapeltje brieven omhoog. Het lint is verwijderd.
‘Ik heb ze gelezen, ik wist het, jij leugenaarster.’
Al haar opgekropte woede komt naar buiten.
Als hij op de vloer valt, stort zij huilend neer.
‘Ze zijn van mijn moeder, ze kreeg ze van mijn vader. Klootzak.’
Dan is er alleen nog stilte.