Ijzingwekkende sirenes klonken die avond in haar oren. Een angstig moment dacht zij aan hem, waar bleef hij zolang?
De kinderen jengelden aan haar benen, alsof ze het onheil al aanvoelden.
Ze keek door het raam, de weg leek verlaten. Het eten stond te pruttelen op het vuur.
Opeens de bel. Een traan rolde.