De trein ging van Winterswijk, waar ik instapte, naar Aalten en vervolgens naar Varsseveld en daarna naar Terborg, Gaanderen, Doetinchem, Doetinchem de Huet, Wehl, Didam, Zevenaar, Duiven, Westervoort, Arnhem Velperpoort en tenslotte naar Arnhem Centraal. Wie meent dat het hier om een reis van enkele weken gaat, met een soort Trans Siberië Expres, vergist zich. De reis duurt een uur en tien minuten. Maar het is wel een rare reis want vanaf Winterswijk lijkt de tijd trager te verlopen, het is per slot van rekening een stoptrein. En de landschappen die je voorbij ziet komen, maken een rustige indruk, ook zij zien eruit alsof ze alle tijd van de wereld hebben en voorbij Aalten raak je dan in een onbekommerde halfslaap.
De behaaglijke warmte in de trein herinnerde me aan een gedicht van Ellen Warmond, warmte een woonplaats, waarbij de coupé dient als een tijdelijke woonplaats. Wij Hollanders houden van gezelligheid en een stoptrein is gezellig, in tegenstelling tot een sneltrein die van A naar B gaat en daarom ook wel intercity genoemd wordt. Zo’n trein is er alleen voor de verplaatsing, je merkt het aan de reizigers die op een apparaatje kijken en net doen alsof ze er niet zijn. En wat nog vreemder is, de tijd lijkt er verdwenen. Tussen A en B is er niets en als je uitstapt in B kom je in een sluimerende stationswereld terecht die je ook in A al zag en waarin de mensen bewegen zonder doel of oogmerk, op zoek naar zichzelf, zo lijkt het.