Het is 24 juli 2019. 's Middags tegen vier uur klimt de temperatuur steeds hoger en bereiken we al de 38 graden. Niet eerlijk, er was 37 voorspeld.
Alles plakt, alles kleeft, de haren kriebelen mij in het gezicht, bloedvaten zetten uit. Ventilatoren draaien op volle toeren diezelfde warme lucht rond. Op zo'n moment vraag ik me af waar we eigenlijk mee bezig zijn.
Ik staar naar mijn archief met korte verhalen die ik hier en daar inzond. Ik lees ze en denk: heb ik dat geschreven? Hoe is het mogelijk. Ik kan er momenteel geen enthousiasme voor opbrengen, laat staan begrijpen, dat ik het ooit wel geslaagd vond. De lusteloosheid neemt bezit van mij en kruipt in mijn twee loodrecht naar beneden tikkende vingers, rechts de middelvinger, links mijn duim. Meestal typ ik met alle tien vingers, maar ik heb het gevoel of de overige aan elkaar geplakt zitten.
De tijd tikt ook, langzaam naar zonsondergang. Zodra dat onding achter de schutting van de achterburen verdwenen is kunnen wij mensen weer leven. De gordijnen open en lucht binnen laten. Wat een verrukking.
Morgen weer een dag met maar liefst 40 graden.
Ik heb medelijden met iedereen, mens en dier, die zich in deze ongezonde hitte moeten zien te behelpen. Die zijn er helaas genoeg. Niet iedereen kan zich de luxe veroorloven om urenlang in het vliegtuig te moeten zitten wachten tot het vertrekt, vanwege een storing bij de kerosinetoevoer...