Soms mis ik wel een tuin. Niet altijd. Tijdens pandemie-crisissen, heb ik ondervonden.
Ik heb geen geld voor een tuin. Toch niet als ik in een bruisende stad als Tienen wil wonen. Tienen, tintelende stad. Tintelend Tienen. Daar woon ik. En daar ben ik fier op.
Mottige, mottige stad! Echt waar. Mottig! De voetpaden zijn hier scheef en bovendien slecht geklinkerd, om een of andere reden is het altijd grijs en vuil in Tienen en ik heb hier misschien TIEN mooie vrouwen mogen zien op TIEN jaar tijd! TIEN OP TIEN IN TIENEN.
Maar ik woon hier graag. Het is mijn thuis. Ik ben graag anoniem en ik heb de winkel vlakbij. Bovendien woont een kameraad niet zoveel verder, en lijkt Leuven nooit zo veraf als het eigenlijk wel is. Ik hoop gewoon dat ik hier niet sterf. Dat zou pas erg zijn.
Ik wil ofwel sterven in New York, als een aristocraat, of in Parijs, als een pauper. Of in Egypte als een farao.
Het maakt mij niet uit waar ik sterf. Zolang het maar in de handen van mijn geliefde is. Alleen ja, vind die maar eens, als pauper in Tienen. Niet simpel.
Soms mis ik wel een tuin.