Heb ik jullie wel eens verteld hoe vluchtelingen hier in Briançon aankomen?
Ik heb het nu natuurlijk over de vluchtelingen met een kleurtje, want de anderen pakken gewoon de bus of de trein en worden dan met open armen ontvangen in Franse of Nederlandse gezinnen en de kinderen mogen naar school en dat komt allemaal in de krant.
De vluchtelingen hier moeten de bergen over. Ze zijn al maanden of jaren onderweg en komen dan aan bij de grens tussen Italië en Frankrijk. Tussen de laatste bushalte in Italië en Briançon ligt een col. Daarover loopt een geasfalteerde weg en, iets daarnaast in de bossen, een onverhard pad van een meter of twee breed. Het wemelt er van de politie (met warmtecamera’s).
De vluchtelingen reizen ’s nachts, want dan vallen ze minder op, en ze nemen de weg noch het pad. Hoe hoger ze namelijk de bergen intrekken, hoe meer kans ze hebben om ongezien in Frankrijk aan te komen. En hoe gevaarlijker het is, want de rotswanden zijn steil en het donker is precies zo zwart als een nacht in het bos voor ons zou zijn.
Mannen, vrouwen en kinderen dwalen hier tussen zonsondergang en zonsopkomst door de bergen, op kwetsbaar schoensel, slecht uitgerust, al hun bezittingen in een tas, waarvan een deel verhalen meedraagt die ons met ’t juiste beeldmateriaal zou doen huilen voor de televisie. Ook bruine ogen in paniek zijn aangrijpend.
Is er wel eens een vluchteling hier in de bergen doodgegaan? Ja.
Verstopt de politie zich achter de bomen? Ja.
Wordt er achter vluchtelingen aangerend? Ja.
Lijkt het op een jacht? Ja.
Lijken de vluchtelingen hier op beesten? Nee, ze lijken op mensen.
Het is fantastisch dat Europa bereid is om op zulke grote schaal Oekraïners in nood op te vangen, en burgers die vluchtelingen in hun huis opnemen hebben naar mijn mening een groot hart. Ik heb er zelf geen in mijn logeerkamer.
En toch voel ik drang om aan te geven dat de jacht op de anderen ondertussen gewoon doorgaat.