Geschiedenis wordt veelal gepresenteerd als een opeenvolging van voorbije gebeurtenissen, wat natuurlijk ook zo is. Maar je kan naar die gebeurtenissen ook kijken als een voortdurende evolutie van actualiteiten, waardoor je een inkijk krijgt in de wereld waarin mensen van vlees en bloed hun dagdagelijkse realiteit doorbrachten.
Via een levendige en gedocumenteerde schrijfstijl in haar roman “The return of Martin Guerre” flitst Nathalie Zemon Davis de lezer 450 jaar terug in de tijd naar enkele opmerkelijke dramatische gebeurtenissen die het dagdagelijks leven van eenvoudige mensen doorkruisten in de zestiende eeuw. Zij opent een intieme blik in een actueel zeer herkenbaar spectrum van persoonlijke levensbetrachtingen, doch beleefd in maatschappelijke verbanden waar onze huidige waarden en normen schril tegen afsteken.
Het oorspronkelijk juridisch procesverslag uit 1560, waar het verhaal naar teruggrijpt, is samen met alle andere procesverslagen van vóór 1600 zoekgeraakt. De als zeer eminent bekend staande rechter, tevens aangesteld als rapporteur van het proces - Jean de Coras - deed vonnis in een huwelijksbedrog zonder juridisch precedent, wat hem motiveerde tot het schrijven van zijn Arrest Memorable in 1561.
Sindsdien hebben vele auteurs zich hierop gebaseerd waarmee een scala aan werken tot stand kwam, van historische over fictieromans tot melodrama’s, zoals een operette, een musical en een film (‘Le retour de Martin Guerre’ uit 1982 met Gerard Depardieu in de hoofdrol) en dus ook het boekje van Davis uit 1984.
De Karakterisering van de sleutelfiguren in een roman is uiteraard elementair, maar dikwijls historisch het moeilijkst te duiden. Toch geeft Davis hiervan een goed gedocumenteerd beeld aan de hand van o.m. Coras, zoals van Arnaud du Tilh die, d.m.v. een uitzonderlijk goed opgezet bedrog, Bertrande de Rols er niet alleen van kon overtuigen haar echtgenoot te zijn (Martin Guerre), maar daarenboven erin slaagde haar mogelijk de gelukkigste jaren uit haar huwelijksleven te geven.
Een goed romancier verhult met het verhalend gratin makkelijk op overtuigende wijze het waarheidsgehalte, maar Davis attendeert zélf de lezer op haar levendige verbeelding, waarmee zij hier en daar het geheel cementeert. Nergens doet zich een disonantie voor. Integendeel: ook haar verbeelding stoelt op afgeleide elementen uit verifiëerbare bronnen (waar trouwens dikwijls een nog grotere verbeeldingskracht uit spreekt).
Deze inzichten, toegespitst op Davis’ overweldigend opzoekingswerk, toont ons dat haar roman als historische reconstructie zeker lezenswaardig is. Zij delft een schat aan historische bronnen op en kluistert de lezer ermee in een schitterend diep herkenbaar relaas van een lang vervlogen –maar vooral bevleugeld– verleden: de weerspiegeling van een zich steeds herbronnende actualiteit. Davis ontsluit ons een schatkamer aan geschiedenisbronnen die de rijkst denkbare toekomst in zich bergen, nl. de enige die zich telkens weer realiseert.
Zonder historisch inzicht drijft elk eigentijds paradigma stuurloos verder op haar eigen vooringenomenheid. De inspiratie die van zulk historisch literair genre afstraalt, sterkt op verantwoorde wijze de verbeeldingskracht waarmee wij op ónze beurt aan ónze toekomst werken.
Davis omschrijft haar geschiedkundige benadering als “decentered hystory – the global in the local”, wat ik vrij vertaal als de historische uitdieping van de eigen actualiteit.
De kracht ervan ligt juist in het bevragende i.p.v. het concluderende karakter. Net zomin een goochelaar een stap opzij zet om zijn geheimen te presenteren, zo ontkracht Davis nóch haar eigen, nóch haar lezers’ verbeelding, maar laat dit over aan critici, waarvan zij in 2010 de prestigieuze Holberg Prijs overhandigd kreeg.
Hiermee werd zij ten volle erkend als sociaal- en mentaliteitsgeschiedkundige. Binnen de derde strekking van de 'Annales-school' vertrekt zij, samen met andere ‘microhistorici’, vanuit kleine historische details om het individu te illumineren in de toenmalige tijdsgeest. Met haar narratieve dynamiek koppelt Davis honderden opgediepte feitjes (bronnen) telkens aan de haar erop geënte verbeelding – bekrachtigd door een zo objectief mogelijk invoelingsvermogen – en leidt de lezer stelselmatig naar diens eigen wortels.
Als Davis ons al een hapklare 'waarheid' zou voorschotelen, ligt deze middenin haar eigen vraag:
'In historical writing, where does reconstruction stop and invention begin?' en vervolgt: 'This is precisely the question I hoped readers would ask and reflect on, the analogy with the uncertain boundary between self-fashioning and lying built into my narrative’.
'Self-fashioning': hier zijn we allemaal toe gebonden, overal en door alle tijden heen, slingerend tussen waarheid en waan.