Van de week kom ik een oud-collega tegen, of liever gezegd een verouderde collega. Toen al. Van het bedrijf hadden we een Nokia ter beschikking waar je niet meer mee kon doen dan sms’jes versturen. En bellen natuurlijk, want daar waren mobieltjes in eerste instantie voor bedoeld. Je belt tenslotte ook niet met je fototoestel. De meesten van ons koppelden het bedrijfsabonnement aan hun eigen smartphone. Deze collega niet. Hij had privé een ouderwetse, maar oersterke Samsung met een klepje. Ooit een topper.
‘Je was opeens verdwenen,’ zeg ik.
‘Dat klopt. Van de ene op de andere dag – wat zeg ik, moment – ben ik boventallig verklaard.’
‘O, dat wist ik niet.’
‘Ik kon geen e-mail aan de collega’s versturen, want mijn computer ging gelijk op zwart. Mijn Nokia moest ik meteen inleveren. En om nu iedereen met mijn privé-prepaid-Samsungetje te bellen… Wel werd er gevraagd of ik een code op mijn Nokia had. Ik had niets te verbergen, maar ik zei ‘nee’. Ik vond het wel leuk om ze te laten puzzelen. Mijn laptop moest ik ook inleveren, hoewel ik geen laptop van het bedrijf had. Ik lachte die kale in zijn gezicht uit. Later nog harder toen ik hoorde dat hij zelf naar een functie elders moest uitkijken.’
‘En hoe toen verder?’
‘De gebruikelijke afkoopsom, volgens het sociaal plan. Een zekerheid waarvan zeker is dat je er zelfs met een advocaat niets uit kunt slepen. Voorwaarde is wel dat je je klep houdt over het bedrijf. Dat doe ik ook, want waarom zou ik dat doen?’
‘Nou…’
‘Als er geen vertrouwen is, dan ga ik wat anders doen. Je moet alles tegenwoordig toch als een uitdaging – herstel, challenge – zien? Wel klote dat mijn pensioen naar de klote is, want de premie wordt niet doorbetaald. Maar geen kwaad woord over het bedrijf, hoor.’
‘Dat is toch ook wat hè, met die Rutte.’
Hij haalt zijn schouders op… ‘Ach, politiek is per definitie oneerlijk. Waren er geen ouderwetse mobieltjes, dan zijn er wel de ouderwetse achterkamertjes. Overal wordt er gelekt, het hele zooitje is incontinent. Kijk maar naar Prinsjesdag. En wie moet Rutte opvolgen? Kaag? Die veegt met haar partijbezem alles onder het stoffige tapijt.’
‘Wat doe je nu voor werk?’ vraag ik.
‘Ik ben schrijver.’
‘Leuk! Wat schrijf je?’
‘Verhalen en columns.’
Hij pakt zijn smartphone en laat een stukje tekst zien: over een man met een ouderwetse Samsung met klepje, een Nokia die hij op zijn werk moest inleveren toen hij boventallig werd verklaard en dat aan een oud-collega vertelt die hij toevallig tegenkomt, maar van wie hij nooit meer iets had gehoord. ‘Het is nog niet af. Misschien schrijf ik toch wel iets over het aftreden van Rutte. Dat hij zijn Nokia inlevert, maar dat hij zich geen zorgen hoeft te maken over zijn pensioen, en dat het wachten op een aanbieding zijn enige uitdaging is. Iets met Europa of zo. Wel een weekje bij de nonnen zijn Engels bijspijkeren.’
‘En als hij niet aftreedt?’
‘Dan lak ik het gedeelte over Rutte gewoon zwart.’