Kort en hevig. Korter en heviger dan wanneer het niet onverwacht was - bijvoorbeeld als het sluitstuk van een geniepig spel van kat en muis, waarbij tweehonderd snaken solidair staan tegenover een opgehitste tegenstrever die nerveus zijn slachtoffer zoekt, dit vindt, en dan toeslaat. Maar neen, daar was niets van aan, geen heibel, geen rebellie. De troep lag languit ingedommeld in de grote studiezaal, er was helemaal niets collectiefs aan de hand. En dan ineens die klap. Oorverdovend, zeker voor degene wiens oor ermee ‘gestreeld’ werd. Geen vonk van hilariteit ontsprong aan de massa, geen protest ook. Tweehonderd koppen vlogen recht, en bleven onbeweeglijk de stilte respecteren, die de onwaardigheid van het gebeurde hardnekkig in de verf zette. Misschien was dit toch een vorm van protest, een waardig protest tegen verlies van waardigheid. En toen. Toen gebeurde er iets waarmee geen van ons allen gerekend had: in aanwezigheid van tweehonderd pubers, zijn onderhorigen, bood hij de knaap met het roodgloeiende oor zijn excuses aan.