Het was een fietstocht van een uur dwars door de bossen, iedere dag opnieuw. Behalve als het regende, want dan nam ik de bus of reed met een collega mee.
De regen en ik zijn nooit bevriend geraakt, tenminste niet zolang ik buiten ben. Ik ben dankbaar voor het water dat de aarde gratis besproeit en het prachtige groen nog groener maakt, de bloemen nog mooier laat bloeien en mijn geliefde bosbessen mooi dik maakt. Maar mijn gewrichten protesteren tot op de dag van heden als de wolken hun zegen laten vallen.
Wanneer ik na een uur bezweet en moe, maar toch fris en wakker bij het kantoor aankwam dat midden in de bossen van Doorn lag, had ik zin om aan het werk te gaan. Het was mijn eerste baan. Ik genoot ervan, na het jarenlange leven op school waar ik me doorheen had geworsteld omdat het moest. Ik wist dat ik zinvol bezig was, had dagelijks contact met allerlei mensen en leerde meer dan ooit tevoren. Ik schreef voor een christelijke maandkrant. Die krant maakten mijn collega en ik trouwens nog op met de hand. De teksten die we naar de drukker stuurden, kwamen per post terug op lange stroken papier. Die knipten we uit en plakten we op in de vorm van de krant. Zelfs over het afbreken moesten we nadenken, want de tekst moest wel precies uitkomen. Illustraties kopieerden we en plakten we erbij met de vermelding van het percentage dat de afbeelding vergroot of verkleind moest gaan worden. Bij de drukker hadden ze een (enorme) computer waarmee ze de uiteindelijke layout maakten. Internet hadden we nog niet, en lay-out programma's kostten aanzienlijk meer dan wat ons budget gedoogde.
Maar terug naar mijn fietstochten.
Ik had een collega die zich zorgen om me maakte. Een jonge vrouw alleen in het grote bos, dat moest een keertje mis gaan. Op een dag stelde hij voor dat ik een fluitje om mijn nek zou hangen. Dan kon ik tenminste lawaai maken als iemand me lastig wilde vallen. Over mobieltjes dachten we toen nog niet... Ik moest erg lachen om het idee. Natuurlijk wist ik dat mijn fietstochten niet geheel veilig waren, maar hard doortrappen leek me toch een beter idee dan stilstaan en op een fluitje blazen.
In alle jaren dat ik daar heb gewerkt, heb ik eigenlijk ook maar één persoon leren kennen die niet betrouwbaar was. En dat was deze collega van het fluitje. Hij bleek ziekelijk te liegen en te bedriegen. En toch was hij heel aardig en maakte zich oprecht zorgen om me. Twee personen in één.
Ik denk nog wel eens aan hem terug, nu ik bijna 50 jaar hoop te worden. Want nee, ik ben nog lang geen 80 en wat ik beschreef is recente geschiedenis, al kan mijn dochter dit maar moeilijk geloven. De wereld is veranderd, maar de natuur is onveranderd gebleven en ik kan er nog net zo van genieten als toen.