Het zonnetje verwarmt mijn kale schedel tijdens mijn dagelijkse ochtendwandeling. In de verte zie ik een hardloopster in zwarte kleding en oranje schoenen aan komen rennen. Zij, voor haar, aan de rechterkant van de weg terwijl ik voor mij aan de linkerkant loop. Wij naderen elkaar en wijken tegelijk uit om een botsing te voorkomen. Zij naar links en ik naar rechts. Daarna de beweging in omgekeerde richting. Zo begint onaangekondigd de dans van een soepele dame met een stramme kale man. Zij besluit haar pad te houden als ik niet van stoppen weet. Ik ben op tijd van kant veranderd om haar vrij baan te geven. Als ze dichtbij is, zie ik haar stralende lach die haar grimas van inspanning naar de achtergrond heeft verdreven. Terwijl ze mij op volle snelheid passeert mompelt ze een groet en schatert het uit. Een zonnetje, een dansje en een schaterende lach op dit vroege uur. Het is dan wel 4 mei en coronatijd, maar mijn dag kan niet meer stuk.
Kort en hevig. Korter en heviger dan wanneer het niet onverwacht was - bijvoorbeeld als het sluitstuk van een geniepig spel van kat en muis, waarbij tweehonderd snaken solidair staan tegenover een...