Maanlicht.
“Bonjour, Madame”, begroet ik mevrouw Torenburg.
“Ah, Pierrot”, antwoord ze glimlachend..
Mevrouw is zo’n zestig jaar geleden met “meneer zaliger” getrouwd en vanuit Frankrijk naar “les Pays-Bas” overgesjouwd.
Terwijl zij haar medicijnen naar binnen werkt praten we over het Parijs uit de tijd toen ze aan de Sorbonne studeerde en nog Xandrine Richel heette, en ik wat jaren later woonde aan l’Avenue de Suffren, vlakbij de zijstraat waar haar ouderlijk huis stond.
Die tijd “staat” nog in haar geheugen, en dus gaat het – nog nagniffelend – over “les lieus méchantes”: het ondeugende leven van toen.
En over het kleine buurtwinkeltje van Madame Célestine in de Rue Racine, dat altijd open was, en de Boul’Mich, het Quartier Latin en de studentenkroeg in de Rue Mouffetard.
Ze herinnert het zich allemaal nog zo goed, terwijl ze niet meer weet waar ze gisteren is geweest, heeft gedaan en gegeten.
Druk bewegend – haar nog steeds ranke lichaam danst in haar stoel - klatert ze door, van haar franse Nederlands soms overschakelend naar haar ratelend Frans.
Ik zie de heimwee uit haar ogen wegtrekken en haar gezicht stralen door die dierbare “Erieneriengen, hein!” (herinneringen, hè!).
Geïnspireerd door het die avond haar woonkamer binnenvallende maanlicht, zingt zij zachtjes:
“Au claire de la lune, mon ami Pierrot
Prêtez-moi ta plume pour écrire un mot »
Samen zingen we luidkeels:
“Ma chantelle est morte
Je n’ai plus de feu
Ouvrez-moi ta porte
Pour l’amour de Dieu !”
Als ik de voordeur dichttrek hoor ik nog zachtjes:
“Mon ami Pierrot”.
Kort en hevig. Korter en heviger dan wanneer het niet onverwacht was - bijvoorbeeld als het sluitstuk van een geniepig spel van kat en muis, waarbij tweehonderd snaken solidair staan tegenover een...