Het is niet eens een van de kinderen die het vraagt. Het kwam echt uit mijn eigen mond. Welke idioot gaat ook midden op de dag met bijna 30 graden een bergwandeling maken in de brandende zon, terwijl die normaal niet eens van de bank te branden is? Ik, zei de gek. Niet te geloven. Ik moet al piesen als ik de auto uit kom. Na honderd meter gedrein als een kleuter dat ik toch echt nodig moet, word ik door mijn vriend dringend doch dwingend verzocht mij in de bosjes te begeven. Ja eh, voor mijn kleine boodschap hé. Ik wurm mij door een nauw paadje, met wat gescheld op die takken die de weg versperren. Tuurlijk heb ik een witte broek aan en uiteraard open schoenen waarmee ik ongewenst en onbedoeld me een weg baan door de restanten van andermans sanitaire stops. Ik ga eindelijk zitten en ga helemaal los. Hehe, wat lucht dat op. Ik kom haast vrolijk de bosjes uit maar vergeet helemaal dat er nog een bergwandeling op me zit te wachten. Van binnen vloekend op dit “geweldige” idee van mijn vriend lopen we verder naar ons doel: een kasteel. Hij weet dat ik er gek op ben maar deze keer moet ik er wel wat voor doen. Op een levensgevaarlijk smal slingerend pad wandelen met aan de ene kant een metersdiepe vallei en aan de andere kant vele tegenliggers moet ik steeds kiezen tussen het risico op een diepe val of de kans op Corona. Rutte bekijkt het maar, ik kies voor Corona en loop breeduit midden op het pad.
Na een kwartier komen we bij een prachtig kasteel midden in een dal. Ik zie nog net kans om een paar kiekjes te maken voordat ik door mijn metgezellen alweer gedwongen word de terugweg te aanvaarden. Jeetje, ik krijg nog niet de kans om mij ergens heerlijk te settelen bij dat klerekasteel. Nee, moeders moet één, twee, drie mars en in draf naar de auto terug. Want het zwembad wacht. Ja ook dat nog. Moet je eerst een kwartier de berg op, ik snap nu waar de uitdrukking als een berg ergens tegenop zien vandaan komt, mag je daarna nog 2 uur het zwembad in. Lijkt verdorie wel een biatlon. En dan die tijdsdruk: nu met Corona is er een tijdslot voor het zwemmen en wij “mogen” om vier uur twee uurtjes. Echt ontspannen zo’n tijdslimiet. Maar goed. Na een kwartier kom ik meer dood dan levend bij de auto aan waar een koel flesje water, mijn heerlijke stoel, muziek en de airco op me wachten. Oh auto, wat hou ik toch van je. Binnen een minuut zit ik weer in mijn vakantiestand maar wel op mijn manier. Lui en onsportief