‘Weet je nog hoe het was,’ zei ze luidop, alsof iemand haar zou antwoorden. Mijmerend keek ze naar het spoor zonder einde. Ze was aan het wachten. Gevangen genomen gedachten trachtten te ontsnappen, maar overtuigd van het verdriet dat ze zouden veroorzaken, hield ze hen krampachtig tegen. Ze zweeg, maar wist dat ze die kwelling niet lang zou kunnen volhouden. Haar knokkelige handen haakten zich vast in de omheining en werden langzaam omzwachteld door de opkomende zon. ‘Ik weet nog hoe het was,’ zei ze zacht, alsof het antwoord er toe deed.
Linkerzij, plots wakker. Slaapkamerdeur, open? Ogen dicht. Een koude windvlaag onder het deken, iemand achter me. Een gezicht, vingers duwen meedogenloos in mijn oren. Een geluidloze schreeuw, ogen...