De lente vervreemdt me. Alles wat geboren wordt gaat aan me voorbij. De bloemen openen hun blaadjes en de mensen openen de deuren van hun huisjes. Omringd door vogeltjes dansen ze met hun kinderen door de tuin. Maar ik blijf achter in de kerker. Niets anders kan mij bekoren dan een vroege zonsondergang.
Totdat ik op een dag haar woorden lees. Hoe kan ze als mij zijn en toch ook dansen en zo mooi schrijven? Ik droom, dat ik in haar tuin tussen de vogeltjes lig in haar veilige en troostende armen.
Een straaltje zonneschijn komt binnen in de kelder. Hoewel ik weet dat mijn droom nooit werkelijkheid zal worden, proef ik weer iets van de lente. Ik ben geneigd het liefde te noemen. Dat moet het ook wel zijn, maar liever noem ik het hoop. Inspirerend is het in elk geval.
Die dag belde de bazin dat ze in zijn mail-box had gezien dat hij problemen had met een collega. Niets belangrijk, maar hij vond het wel vervelend dat ze in zijn mail-box zat. Nogal inbreuk op zijn...