Als tevredenheid het voorstadium is van geluk, dan ben ik aardig op weg. Mijn leven lang al. Linksaf, rechtsaf, T-splitsing of gewoon rechtdoor. Zolang je maar uitkijkt met oversteken. En alles blijft doen wat het moet doen. Ja, dan ben ik tevreden, ook met de dingen die ik niet meer heb. Waarmee ik niet wil zeggen dat mijn vrouw ‘een ding’ was. Nou ja, een ‘lekker ding’, zoals ze nu zeggen in plaats van ‘een lekker mokkeltje’.
Twee vreemden in een dansschool. Op de gladde ondergrond van verlegenheid en bravoure vroeg ik: ‘Mag ik deze dans van je?' Een quickstep, wals of een tango toen we voor goud gingen. We telden de stappen voor een dans van vijftig jaar. Dat het ook weleens roestig werd, daar denk ik niet aan. Waarom zou ik?
Het verzorgingstehuis vervreemdde twee vreemden die zo eigen waren. Soms herkende Maria mij en dansten we de door neonbuizen verlichte, gladde gang door. Ik keek om naar waar zij al was. Verpleging keek vertederend naar wat zij nooit hoopten mee te maken.
Een aula in plaats van de dansschool; zo zweefde ze lichtvoetig van mij weg: Ave Maria.
Ik zet mijn horloge altijd voor. Dan weet ik dat ik in extra tijd leef. ‘Wie van de Drie’, daaraan denk ik als ik dat spotje over kanker op tv zie. Mijn twee broers en ik zijn gezond, maar een van ons zal als eerste gaan.
Ik ben gestopt met roken, maar stel dat ik door een heel andere ziekte als eerste de pijp uit ga – zonde van al die gemiste sigaretten – dan zijn mijn broers nog maar met z’n tweeën. Want als je dood bent, tel je niet meer mee. Dat maakt hun sterftekans opeens vijftig procent. In dat geval heb ik dus nog geluk gehad.
Als het leven aftellen is, dan begin ik maar met mijn derde borreltje.
Kakkerlak had het zwaar. Ze was tot de overtuiging gekomen dat ze een fors imagoprobleem had. Ze werd met voeten getreden. Letterlijk! Overal waar ze haar gezicht liet zien probeerde men haar dood...