‘ Meneer, meneer ... Kunt u misschien uw mondkapje dragen?’
Ik kijk omhoog en zie een boom van een kerel staan.
Hij kijkt mij aan met onverholen afkeer, maar wacht eens ...
‘Pieter? Jij bent toch Pieter ... ik ken je van ... ‘
‘ MENEER, UW MONDKAP!’
Nu schud ik op mijn beurt mijn hoofd. Waar gaat het heen in de wereld?
Mijn herinneringen laten zich echter niet het zwijgen opleggen.
Pieter was altijd wat traag van begrip ....
De meester noemde hem toen al bijzonder.