Mama was van bouwjaar 1924. Ze kon dingen zeggen als: ‘Oranje staat zo mooi bij negers.’ Geen kwaad woord wilde ze horen over ‘buitenlanders’ of ‘gastarbeiders’. Iedereen was mens en daar hield ze zich aan.
Mijn laatste verjaardag waar ze bij was, was een Afro-Nederlandse vriendin van mij er ook. Ze kenden elkaar, maar dat wist mama’s brein niet meer. Ze sprak tegen mij over ‘mijn man’, ze noemde de vriendin ‘mevrouw’.
Iedereen was geanimeerd in gesprek. Mama viel stil. Ineens keek ze verrukt naar mijn vriendin, tikte haar aan en zei: ‘Wat heeft u een prachtige bruine benen!’