In zijn maatpak en glimmend gepoetste schoenen wandelt Hendrik langs het water. Voor een dame die voorbij komt licht hij zijn hoed en zegt: ‘Dag schone dame.’
Ze lacht en complimenteert hem in het voorbijgaan: ‘Ik wist niet dat er nog zulke galante heren bestonden.’
Hendrik lacht terug. Ach ja, denkt hij, eens een charmeur … Zijn vrouw viel ervoor. Elke dag bracht hij haar een rode roos, hun hele veertigjarige huwelijk lang. En nog altijd doet hij dat; door weer en wind legt hij elke dag een roos bij haar neer.