Zoals elk jaar gingen mijn broers en ik driekoningen zingen op de Chartreuseberg, want daar stonden de chique villa’s. De meeste mensen gaven 100 Frank, wat neerkwam op een uurloon.
Na een halve dag zingen gingen we de berg af en kwamen aan een klein huisje.
Nog eentje? Vroeg mijn oudere broer.
Vooruit dan maar. We belden aan en zongen uit volle borst. De man keek indringend vanonder zijn donkere wenkbrauwen en zei traag: “Kom binnen.”
Op de salontafel stond een mand met centjes. “Neem wat je nodig hebt.”
Mijn oudere broer zei “we hebben niets nodig hoor” en toen mijn jongere broer een centje wou nemen, verhinderde hij dat. Maar ik naam zonder scrupules 3 Franken, ik durfde niet meer te nemen.
Een beetje onwennig namen we afscheid van de man, die geheimzinnig lachte.
Toen ik die avond in mijn kamer keek naar mijn glazen spaarpot, was ik aan het rillen van opwinding.
Maar nog steeds zag ik die grijnzende lach.