27 juli 2020 stierf mijn moeder, na een lang ziekbed. Kanker. Onlangs pakte ik een trui uit mijn kledingkast. Een trui die daar nog door haar is neergelegd. Perfect gevouwen, perfect gestapeld op die andere truien, allemaal keurig geordend. En nadat zij die trui had neergelegd, heeft zij, zo vermoed ik, nee, zo weet ik zeker, nog een keer extra gekeken of ie wel écht goed lag en daarna nog een subtiele correctie aangebracht. Ik bleef even staan en zag in die trui mijn moeder. Ik begrijp nu waarom mensen spullen van overleden dierbaren niet opruimen, maar zo laten zoals ze zijn. Om een stukje herinnering vast te houden, te blijven voelen, te koesteren, als de dag van gisteren. Herinneringen die symbool staan voor iemand die zo belangrijk was, en blijft, in je leven, iemand die je niet wilt missen, die je niet wilt vergeten, maar vasthouden. Al is het dan op een andere manier. Jouw eigen manier. En dat kan een trui zijn, een kast met koffiekopjes, het maakt niet uit. Zo vond ik ook nog een stukje papier met een opsomming van te halen boodschappen. Ik zag haar sierlijke handschrift, ik zag…… mijn moeder. Alsof ze terug was gekomen, naast me stond, zoals altijd. Ik speelde met de gedachte om dat stukje papier in te lijsten. Is dat gek? Nee, ik denk van niet, dat is ‘het leven’. Dat stukje papier voelde… als een warme trui.