Mijn lieve schat ligt in quarantaine, op de hartbewaking.
Ik mag niet naar binnen...
Door de glazen wand zie ik hem. Hij glimlacht, al is het niet van harte.
De cardioloog komt naast mij staan, aarzelt, stelt mij een vraag:
‘ Wenst meneer gereanimeerd te worden?’
De vraag overvalt mij nogal en ik klem mijn kiezen stijf op elkaar.
Ik kijk naar de liefde van mijn leven.
Zijn mooie helderblauwe ogen lijken hun glans te hebben verloren, de tranen lopen over zijn wang ... ook over mijn wang loopt een rouwstoet van tranen.