Geen knallende kurken, maar sissende flessen kinderchampagne. Collega’s die altijd en overal aanwezig zijn, notoire dwarsliggers, betweters, naar hun pensioen hunkerende of gewoon aardige mensen.
Vooraan de hielenlikkers, achterin de groep die dit jaar geen vrij kon nemen op die vreselijke 2 januari. Schuddende handen van mensen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Hooguit tot elkaar veroordeeld, nooit opgeloste akkefietjes. Zoekende ogen naar belangen. Graaiende niet gewassen handen na toiletbezoek in de kartonnen cateringschaal met bacteriële bitterballen.
Verkeerd gestrikte stropdassen onder ‘hoera’-boorden van ongestreken overhemden horen applaudisserend de toespraak van de directeur aan: een korte terugblik op het afgelopen jaar waarin ‘helaas afscheid van collega’s moest worden genomen’. ‘Maar het gaat om de toekomst van ons bedrijf. Proost!’
Dit jaar gaat het anders. Geen fysiek samenzijn maar een zoomverbinding. Met de kat op de achtergrond en een kater in het hoofd. Of je zoom uit je broek is ziet niemand. Het praatje pot van de directeur is aangepast aan de hedendaagse situatie. ‘Verbinden’ en ‘samen’ noemt hij een paar keer in zijn speech. En natuurlijk maakt hij grapjes waarom hard wordt gelachen.
Er komt weer een reorganisatie, de schuld van COVID-19. Hier kijkt niemand van op achter zijn beeldscherm. Ook op meer dan anderhalve meter afstand moet het mogelijk zijn elkaar te naaien. Het goede nieuws is dat koffiepads en wc-papier vanaf nu gedeclareerd mogen worden. Proost!