“Ik hou van het leven, hou van het leven,” zingen wij in koor.
Het feest is compleet en zelfs de meest bedlegerige onder ons, betuigt zijn liefde met zowel een lach als traan.
Al balanceren wij op de rand van de afgrond, toch vieren wij feest in de overdrachtelijke zin des woords. Ons voortbestaan is immers verweven met het hemelsblauw van moeder aarde, die uit haar winterslaap lijkt te zijn ontwaakt en het pure leven kolkt zodoende door onze sclerotische vaten.
Al is onze huid doorschijnend wit en valt het als perkament uit elkaar, toch zingen wij éénstemmig: “Ik hou van het leven.”