‘Je moet niet zeggen dat ze ziek kan worden.’
‘Wat moet ik dan zeggen?’
‘Dat ze niet ziek kan worden.’
‘En als ze nu wel ziek wordt?’
‘Ze wordt niet ziek.’
‘Dat kun je toch niet zeggen?’
‘Je moet het anders zeggen tegen een kind van haar leeftijd.’
‘Hoe dan?’
‘Kleine beestjes die je ziek maken, daar snapt een kind niets van.’
‘Wat zou jij dan zeggen?’
‘Even stil, mijn conferencecall begint zo.’
‘Wanneer ga je weer naar de zaak?’
‘Wil je me weg hebben?’
‘Doe niet zo raar!’
‘Ach, houd toch op…
Nee, ik had het niet tegen jou, Maarten.
Lieverd, de groeten van Maarten.
De groeten terug, Maarten. Wat? Ja, thuiswerken is relaxed. Je komt tot zoveel meer.’