De stad, waar ik ben geboren en waar ik alleen maar mijn eerste vijf jaren heb gewoond. De stad vol familieleden, mijn opa's, oma's, tantes, ooms, neven en nichten.
De stad, waar we jarenlang naartoe gingen tijdens de grote zomervakantie en de kerstvakantie. We logeerden bij mijn opa en oma.
Ik denk met heimwee terug aan al die fijne jaren.
Als kind het spelen met de kinderen uit de buurt, die ik allemaal kende, ik zag ze elk jaar.
Het proberen om ook het dialect te spreken, om erbij te horen, het gelach, omdat me dat niet echt lukte.
Die zomervakanties, om nooit te vergeten.
Tot ’s avonds laat buitenspelen, verstoppertje, krijgertje of een balspel.
Later, toen ik ouder was, met z’n allen naar de Papiermolen, het openluchtzwembad. Naar de bioscoop en naar de kermis op de Grote Markt.
De kerstvakanties, toen er nog winters waren.
Glijbanen maken en sneeuwballengevechten. Schaatsen op de sloot voor mijn oma’s huis. Het huis, waar ik geboren ben en waar mijn opa en oma jarenlang hebben gewoond.
Kerstmis en Oud en Nieuw vieren met de hele familie.
Mijn familie, die ik alleen in die vakanties zag en door wie ik flink verwend werd. De neefjes en nichtjes, die, net als ik, elk jaar gegroeid waren.
En later, toen ik al werkte, de weekends naar de stad, die mij zo lief is.
Mijn dierbaar Groningen, met je Martinitoren, je bent de stad waar ik van hou.
En ja, 'tussenwoordjes' zijn mijn valkuil. Ik heb er een paar weggehaald.