Dichten is een wild verlangen
om wat men voelt en wat men hoort
en in zijn dromen ongestoord
slaperig haast te pakken had,
bij het ontwaken op een blad
papier in woorden weer te vangen.
Dichten is duizend druppels regen,
die fonkelen als licht kristal,
versierd als voor een hemels bal,
met zonlicht schijnend van omhoog,
een schitterende regenboog,
aan and'ren willen verder geven.
De geur te vangen van een narcis,
de sneeuw die in je handen smelt,
het sterven van een dapp're held,
een vis die door het water schiet,
de laatste tonen van een lied,
vastgrijpen wat vergank'lijk is.
Alles wat zwak is of juist krachtig,
dat zet de dichter op papier,
dromen, gedachtes, angst, plezier,
botsend tegen eigen grenzen,
onbegrepen door de mensen,
zo kwetsbaar en daardoor zo machtig.
(Herplaatst na de Poëzie-battle)