Je stapt over de drempel heen,
weg van mama, heel alleen,
je draait weer om, het is gemeen,
straks slokt de kleuterschool je in.
Mijn meisje, zo was je begin,
mama uit, de wereld in,
moeizaam, want je had geen zin,
huilde uit volle macht.
Het roze wiegje, o zo zacht,
moest je verlaten iedere nacht,
je was zo klein, had nog geen kracht,
je schreeuwde soms een eeuwigheid.
Terwijl je op je fietsje rijdt,
schaterend van de glijbaan glijdt,
ontglipt de tijd ons kleine meid,
ik moet je los gaan laten.
Ik zie je fietsen door de straten,
ik hoor je met vriendinnen praten,
je houdt de tijd niet in de gaten,
Zal dit de toekomst zijn?
Ga naar binnen, meisje mijn,
word groot, als ben je nu nog klein,
al ben je bang, is het niet fijn.
Vergeet nooit: je bent niet alleen.
Kom, stap over die drempel heen.
(Eerder geplaatst in de poëzie-battle)