Je zonnebril met donker glas,
je zwarte kleding, vreemde lach.
Je zou bellen als het mis was,
Je vlucht de nacht in, uit de dag.
Ik hoor je krijsen, zonder spraak,
ik hoor je snikken, zonder traan.
Vriendin, ik zeg het je zo vaak,
ik wil je helpen, kijk me aan!
Geef nu toch toe, probeer te vragen,
je bent kapot, maar houdt je groot.
Jij zal niet huilen, zal niet klagen,
al voert het je ook in de dood.