Mijn lijf is niet gemaakt van vlees
en botten. Gescheurde stof, rafelranden,
messen, haken, scherpe tanden
liggen kriskras door elkaar.
Een wonder dat het functioneert
met huid en haar dat beide kwijnt,
rammelt het en schuurt en schrijnt.
Mijn lijf en leden vervormd, gekeerd.
Maar het gaat, zoals veel went.
Pas als jij me niet meer kent,
ik zie dat ieder zich afwendt,
krimpt mijn hart, klompt mijn maag,
verschrompel ik. Verpulvert dat
wat ik meende dat ik nog had.