Schildpaddraak met vleugels
jij bent al reuze ver,
want jij kan zomaar vliegen,
terwijl ik, ordinair,
me ploeter door de modder,
me zwetend ploeg door zand,
me in ontiegelijk veel bochten wring
door alle soorten land.
En dan is er nog water,
daar kom ik ook in weg.
Gewoon wat zwemmend, kroelend, spettend,
maar het blíjft behelpen, zeg!
En als ik dan naar boven kijk,
die eindeloos blauwe lucht,
dan denk ik: dáár wil ik heen,
verdwijnen in een zucht.
En jij, mooie schildpaddraak,
je vleugels, wijd en zijd,
jij vliegt daar rond, vrij en blij,
weet dat ik je benijd!