Als de avonden weer lengen, verlang ik naar jou .
Echt koud ben je al jaren niet meer
slechts af en toe deel je nog een speldenprik uit
vergeten raken daardoor de strenge winters van weleer
Prachtige ijsbloemen zaten er vroeger ‘s morgens soms dik op de ramen
in een tijd dat van centrale verwarming of dubbel glas nog geen sprake was
Zodra het begon te vriezen, haalden we de schaatsen uit het vet
Koek- en zopie kraampjes werden op en langs het ijs gezet
Als kind stond ik met de neus tegen het raam gedrukt,
kijkend naar de donkere lucht
Grote, witte vlokken dwarrelden naar beneden
Alles werd wit, maagdelijk wit
werkelijk een prachtig gezicht