De auto stopte vlak naast mij bij de rand van het trottoir. Het regende, maar ik stond droog onder de bushalte. Het water van de plas waar de zwarte auto doorheen reed spetterde omhoog. Gelukkig stond ik net ver genoeg van de rand af. De ramen van de auto waren geblindeerd, waardoor ik niet kon zien wie er in de auto zat.
Mijn handen waren klam en ik voelde de stress in mijn buik. Ik wist dat dit moment zou komen, ik was er al een paar dagen mee bezig. Toch voelde ik mij niet helemaal niet helemaal zeker over dit plan.
Het raampje aan de kant van de bijrijder, mijn kant, rolde naar beneden. Twee mannen met donkere, grote zonnebrillen keken mijn kant op. De chauffeur was een dikke man. Hij was beginnend kalend en hij had geprobeerd het te bedekken door zijn haar naar één kant te borstelen, maar het maakte de kalende plek alleen maar duidelijker. De man in de bijrijdersstoel was slanker en zag er, ondanks dat ze zaten, langer uit. Hij had een grote neus die zo te zien waarschijnlijk op zijn minst één keer was gebroken.
Zonder iets te zeggen staarde ik hen aan. Ik beet op mijn onderlip. Hun ogen waren niet zichtbaar achter de donkere zonnebrillen. Dat was maar goed ook. Hun gezichten zagen er strak, emotieloos uit. Ik denk dat ik het in mijn broek had gedaan als ik hun ogen had gezien.
“Ben je er klaar voor” vroeg de chauffeur.
Ik knikte, al was ik er niet echt zeker van.
De man in de bijrijdersstoel rijkte in het handschoenen kastje. Hij haalde er een pakketje uit. Het was in bruin papier verpakt. Het soort dat om een bos bloemen gewikkeld is wanneer je naar de bloemist gaat. Het pakketje was klein.
De dunnere man stak zijn hand uit het raam om het pakketje aan te geven. Voorzichtig pakte ik het aan, ik wist hoe gevaarlijk het kon zijn. Het pakketje was verbazingwekkend zwaar. Ik had twee handen nodig om het aan te pakken.
Ik voelde mij misselijk worden. Ergens wilde ik het pakketje laten vallen, mij omdraaien en wegrennen. Maar ik wist dat ik daar niets mee zou bereiken. De anderen zouden mij toch wel vinden. Ik was hier aan begonnen en ik moest het ook afmaken. Ik kon het leven van de rest niet riskeren.
Ik stopte het pakketje in de binnenzak van mijn jas. Ik hoopte dat ik mijn jas nog kon dichtritsen met het pakketje in mijn binnenzak. Voor ik mij omdraaide zag ik nog snel dat het raampje weer omhoog ging en hoorde ik hoe de auto met gierende banden wegreed. Ik ritste mijn jas dicht en draaide me om.