De auto stopte vlak naast me bij de rand van het trottoir. Ik schrok. Maar de auto kwam niet voor mij. Er werd een deur open gedaan met veel gelach en blije gezichten. Ik liep door. Opeens een stem achter me, een stem die ik herkende, geen idee waarvan. Ik liep door. De deur werd dichtgedaan, een klap.
Wat ik daar deed wist ik niet. Ik had zin eens een andere kant op te gaan, langs het centrum, al was ik ook daar vaker geweest. Nu was het er leeg. In alle drukte haastte ik me altijd als ik door die nauwe straatjes liep. In alle rust bekeek ik de oude panden. Mooi, maar de reclameborden verpestten de sfeer van de tijd toen de binnenstadshuisjes waren gebouwd, die borden met verlichte letters die samen de namen van de winkels vormden die in de panden stonden.
Lopend door die lege straat merkte ik dat het kouder werd. Ik ritste mijn jas dicht en draaide me om.