Associaties
© Ingrid Karsten op .
We gaan associëren,’ zegt de lerares vriendelijk.
‘Ik geef een woord en jullie schrijven het eerste op wat in je opkomt. Dan ga je verder op dat woord en je moet er niet te veel over nadenken.’
Ik keek vertwijfeld om zich heen. Snappen ze de bedoeling wel?
‘Jullie krijgen een voorbeeld, ik zeg ‘pen’ en dan schrijf je bijvoorbeeld op ‘inkt’ en dan weer ‘blauw’ en zo ga je verder. Ik geef jullie twee minuten. Oké, jullie kunnen nu beginnen!’
In de ruimte staan veel boeken, het leek wel een bibliotheek en dat was het kennelijk ook want opeens kwam er een vrij oude vrouw binnen met een boek in haar hand.
‘Even ruilen,’ mompelt ze wat.
‘Inkt’ schrijf ik op en toen eerst braaf ‘zwart.’
‘Zwart’, ‘somber’ ‘regen’ en toen opeens ‘vliegtuig’, ‘zon’, ‘Curaçao’, ‘corruptie’,’ gulden’, ‘Jamin’, ‘ijsje, ‘Bram.’
‘Stop!’ hoort ze opeens.
‘Ik zou graag jullie laatste woord willen weten,’ zegt de lerares
Ik loop rood aan.
‘Ijsje’. zeg ik snel als men haar kant opkijkt.
De groep begint te lachen. Het spelletje ontzenuwt iedereen een beetje. Het is immers pas de eerste les.
Vervolgens stapt alweer een meneer de ruimte binnen.
‘Meneer,’ zegt de lerares nu wat minder vriendelijk, ‘we zijn hier bezig.’
Hij pakt snel een boek en vertrekt.
De lerares kijkt op haar horloge. Nog even en het was is. Hoe zou het gaan met Sara bij de crèche? Moet ik niet even bellen?
Het wordt pauze. De groep loopt naar de koffieruimte.
Een man met rood haar en een bril kijkt me aan.
Ik neem een slok van mijn koffie.
Hij begint te lachen.
‘Mag ik vragen hoe dat ‘ijsje’ is ontstaan? Ik vond het wel origineel.’
Hij wacht mijn antwoord niet af.
‘Mijn laatste woord was boot,’ vervolgt hij het gesprek.
‘De boot van mijn vader.’
‘Pen-blauw-hemel-zon-Nederland-zee-boot, dat waren mijn associaties.’
‘En jij?’
Ik begint wat te trillen. Eigenlijk vindt ze de vraag wel erg persoonlijk en had helemaal geen zin om het te vertellen maar ze moest toch iets zeggen.
‘Pen’-‘inkt’-‘groen’-‘ het Amsterdamse bos’-‘geitjes-ijsje,’ antwoord ik snel.
‘Heb je al eens iets geschreven?’ vraagt hij?
Ze slaakt een diepe zucht.
‘Niet echt, jij?’
Hij zet zijn kopje op tafel.
‘Ik maak wel eens een situatie mee en dan denk ik, waarom gebruik ik dat niet. Laatst zat ik in de tram en toen kwam er een buitenlander binnen met een strijkplank. Ik dacht toen, is dat niet een mooi gegeven? Maar ja dat is maar een begin hè? Ik hoop met deze lessen wat op te steken en ik vind nu al dat ze het reuze leuk doet. En jij?’
Ik ga staan.
‘Het lijkt me niet gemakkelijk maar denk je dat we niet terug moeten gaan? Ik zie niemand van de groep meer.’
De man kijkt op zijn horloge. ‘Tien minuten, had de lerares gezegd, dus we hebben nog wel even.’
Hij lijkt haar erg vriendelijk dus word ik wat rustiger. Ik kan het best wel, praten met een vreemde, als ik maar mijn best doe,
Hij maakt opeens een gebaar.
‘Ik schrijf gewoon als hobby soms wat op en ik lees best veel maar ja de inspiratie hè? Hoe krijg je zoiets? Ik werk op een bank en moet best veel schrijven maar ja dat is natuurlijk niet hetzelfde. Ik bedoel natuurlijk dat dit commerciële teksten zijn; maar gewoon eens een gek verhaal schrijven, dat zou ik willen leren, en jij?’
Alweer kijk ik op haar horloge.
‘Ik werk in het onderwijs,’ verzin ik maar en ‘ik wil leren hoe ik mijn leerlingen een beetje kan motiveren.’
Hij lijkt na te denken.
‘Prachtige insteek, je leerlingen motiveren. Het zal wel allemaal anders gaan in het onderwijs, althans dat heb ik gelezen. Worden leraren niet overbodig met al dat internetverkeer? Goh, dan heb ik wel wat ontzag voor je.’
‘Dat hoeft nou ook weer niet,’ zeg ik iets te snel, ‘er bestaat altijd nog zoiets als een opstel schrijven.’
Hij wrijft in zijn haar.
‘Nou ik heb wel respect voor leraren. Hoe je dat volhoudt met een hele klas of heb je die niet?’
‘Ik ga even naar de toilet,’ zeg ik dan . ‘Zie ik je zo?’
Ik loop naar de toilet en bekijkt mezelf in de spiegel. Wat word ik toch oud, al zou hij het nooit zeggen. Wel of niet het haar verven, het wordt een hele issue. Maatjes groter, leesbril. Nou ja zolang het alleen het lezen is. En haar vriend? Geen spat veranderd natuurlijk; wat was dat met mannen die eruit zien alsof ze net uit de douche kwamen. Althans dat soort mannen ken ik.
‘Heb wel zin in een stevige neukpartij,’ had hij geschreven.
Hoe romantisch. Na twee wijntjes was ze een beetje gekalmeerd. Telefoontje met haar vriendin.
Bram. Hoe vaak moest ze niet aan hem denken. Grappen en grollen, zo was het allemaal begonnen. Zo begon het altijd trouwens. Via internet natuurlijk. Het leek verdomme wel een interview dat hij op haar losliet, bedacht ik weer boos. Ik vind je gewoon leuk Bram, was niet genoeg. Het moest onderbouwd worden en dood geanalyseerd, tot ze het allemaal maar liet zitten en toen kwam die opmerking dus. En die eeuwige lach op zijn gezicht. Je leeft maar één keer, weet je wel en meer van dat soort clichés. Eigenlijk moest ze hem heel oppervlakkig vinden, dat was makkelijker geweest. En toen wist ik het. Ik haat mensen die gelukkig zijn ! Maar toen had ze die mail aan de redactie al gestuurd. Hetgeen hij haar maar niet wilde vergeven. Zakelijk had hij haar meegedeeld dat haar mail onacceptabel en buiten proporties was. Ik moest er later om lachen.
Alweer die blik in de spiegel. En dan wordt er opeens op de deur geklopt.
‘Jacqueline, ben je daar?’ hoor ik. Het was de lerares.
‘De schrijfles is afgelopen hoor, jullie hebben een schrijfopdracht gekregen. Als je even bij me komt zal ik het uitleggen.’