De kaarsvlammen flakkeren op het getrommel van mijn vingertoppen. De lichtjes spiegelen in het tafelzilver tot dansende lichtvlekken op het plafond. Mijn maag snauwt: ‘Waar blijft dat eten?’ Ik pets hem stil. De keukendeur vliegt open en de hemelse geur van mijn lievelingsgerecht zweeft me tegemoet. Spaghetti, hoe weet ze dat? Koken kan ze wel, de kleine vrouw uit Sjanghai. Het compenseert haar gebrekkige libido ruimschoots. De borden lijken op Chinese hoeden. Ik staar naar de dampende dradenmassa’s; witte vulkanen met kraters waarin brokkelige lava nasuddert. Mei-Li zet het bord voor mijn neus en glimlacht zelfvoldaan. Ik schenk alvast rode wijn in. ‘Chián-tí per favore,’ bral ik zo Italiaans mogelijk, zoals ik dat ook deed bij Elena, haar beste vriendin. Een Italiaanse die niet kan koken, maar me afgelopen zaterdag op andere manieren verwende. Terwijl ik terugdenk aan die heerlijke nacht laat ik de pastasausvulkaan met mijn vork erupteren. ‘Chinees is wel lekker als tussendoortje, maar ik ga toch voor de Italiaanse pot,’ had ik Elena gezegd.
‘O, ik vergeet bijna het belangrijkste.’ Mei-Li keert zich om en loopt terug naar de keuken. Ik draai alvast slierten om mijn vork; witte, gladde benen die zich innig in elkaar hebben gekronkeld, verhit en geil van de boter uit het vuur van de…
‘Ogen dicht!’ jubelt ze. Haar hakken klakken tot achter me.
‘Wat heb je voor me in petto, liefje?’
De zweetsokkenlucht die me tegemoetkomt, beantwoordt mijn vraag terstond. Mijn huig blokkeert. Mijn maagmagma klimt op langs mijn slokdarmwand.
‘Vind je kaas niet lekker? Ach, je had natuurlijk liever een Chinees tussendoortje gehad.’ Ze pakt mijn bord op en kiept het uit over mijn hoofd. De draden kruipen als warme glibberwormen richting mijn rug.
‘Alsjeblieft, je Chinees. Staat je trouwens beeldig, een nón lá.’